Zwevegem is een plaats en gemeente in de Belgische provincie West-Vlaanderen. De gemeente telt ruim 25.000 inwoners. In tegenstelling tot haar nog steeds erg landelijke deelgemeentes sluit Zwevegem zelf door haar noordelijker ligging aan met de stedelijke omgeving van Kortrijk.
Naast Zwevegem zelf liggen in de fusiegemeente nog de landelijke deelgemeenten Heestert, Moen, Otegem en Sint-Denijs. Zwevegem zelf ligt in het noorden van de gemeente, in de stedelijke omgeving van Kortrijk. De vier andere dorpskernen liggen in het zuiden van de gemeente.
Op de grens van Zwevegem en Moen, op de weg naar Avelgem, ligt het gehucht Zwevegem-Knokke. De Zwevegemse wijk Kappaert ligt ten oosten van het kanaal Bossuit-Kortrijk, en heeft ook zijn eigen parochie en school.

Geschiedenis
De vondst van werktuigen uit silex tonen bewoning van het gebied in het Mesolithicum (middensteentijd) aan. 10.500 BC.
In 1783 werd een Romeinse muntschat gevonden.
In 1972 werden brandgrafresten uit de Gallo-romeinse tijd aangetroffen.
Zwevegem werd voor het eerst vermeld in 1063, als Sueuegehem. De naam is een combinatie van een persoonsnaam en het -heim (woonplaats) achtervoegsel. De belangrijkste heerlijkheden waren Ter Kerken en Ten Kastele. Omstreeks 1270 kwam Ter Kerken in bezit van de familie Van Steenhuize, en in 1414 werd deze heerlijkheid verkocht aan Jan van Halewijn. In 1437 kocht diens zoon, Rogier van Halewijn, ook de heerlijkheid Ten Kastele. De heerlijkheden waren nu verenigd, maar werden later weer gesplitst. In 1606 kwam Ten Kastele aan Florent de Griboval, en in 1639 kocht deze onder andere ook Ter Kerken weer. Opnieuw waren de heerlijkheden verenigd en in 1665 werden ze tot graafschap verheven. In 1686 kwam de gezamenlijke heerlijkheid aan Louis-Joseph de Harchies de Ville d’ Estrepy en in 1717 aan de familie Van Nassau, die eigenaar bleef tot de Franse tijd en zetelde in het Kasteel van Zwevegem.
Het patronaatsrecht van de kerk was vanaf 1063 in bezit van het Sint-Salvatorkapittel te Harelbeke. De godsdiensttwisten, vooral tussen 1575 en 1585, leidden tot plunderingen en ontvolking en in 1578 werd ook het kasteel verwoest. Ook de Negenjarige Oorlog (1688-1697) leidde tot plunderingen, vooral door Franse troepen. In 1694 was er bovendien een pestepidemie.
Vooral na 1713 brak een periode van rust aan, maar van 1835-1850 waren er misoogsten van aardappelen en werd honger geleden. In 1871 werd een suikerfabriek opgericht die echter al vrij snel failliet ging. In 1884 werd in de gebouwen van die fabriek de weverij La Flandre, een katoenweverij, opgericht. In 1861 kwam het Kanaal Bossuit-Kortrijk in gebruik en in 1869 een spoorlijn. In 1880 begon Leo Leander Bekaert met een staaldraadtrekkerij, en in 1881 verwierf hij een patent om een soort prikkeldraad te produceren. Dit groeide uit tot een groot en internationaal opererend bedrijf, dat als Usines Saint-Antoine Léon Bekaert, kortweg Bekaert, in 1924 een Naamloze Vennootschap werd. In 1875 kwam de eerste mechanische weverij tot stand, namelijk Leperre, later kwamen er nog drie bij waaronder het reeds genoemde La Flandre. In 1910 volgde een steenfabriek: Briqueteries Modernes, dit werd later een dakpannenfabriek.
Ook in de 2e helft van de 20e eeuw was er een aanzienlijke industrialisatie en groeide de plaats aanzienlijk uit, waarbij nieuwe woonwijken ontstonden.